zaterdag 24 april 2010

Eén van zeer vele

Ik ben wie ik ben.
een toeval onbevattelijk
als elk toeval.

Ik had toch andere voorouders
kunnen hebben,
en van een heel ander nest was ik dan
uitgevlogen,
of uit een andere wortel
in een schil tevoorschijn gekropen.

De kleedkamer van de natuur
herbergt kostuums te over.
Dat van de spin, de meeuw, de veldmuis.
Elk kostuum zit meteen als gegoten
en wordt gehoorzaam gedragen
tot het is versleten.

Ik heb ook niet zelf gekozen,
maar ik klaag niet.
Ik had iemand kunnen zijn
die lang niet zo afzonderlijk was.
Een van een school, mierenhoop of zoemende zwerm,
een door wind geteisterd landschapsfragment.

Een lang niet zo gelukkig iemand,
gefokt voor zijn bont,
voor een feestmaal,
iets dat onder een vergrootglas rondzwermt.

Een in de grond gevangen boom
waar het vuur steeds dichter bij komt.

Een grasspriet vertrapt
door de loop van onbevattelijke gebeurtenissen.

Een hoogst obscuur persoon,
die voor anderen het licht is.

Of stel dat ik angst wekte in mensen
of alleen afkeer
alleen medelijden?

Dat ik was geboren
in de verkeerde stam en
dat alle wegen zich voor mij sloten?

Tegenover mij heeft het lot
zich tot dusver genadig betoond.

De herinnering aan goede ogenblikken
had me niet gegeven kunnen zijn.

Mijn geneigdheid te vergelijken
had me afgenomen kunnen worden.

Ik had mij kunnen zijn –maar zonder verbazing,
en dat had betekend
heel iemand anders.


wislawa szymborska